Venijnig tikt mijn rechter wijsvinger op het beeldscherm van mijn telefoon zijn onregelmatige ritme. Zoonlief naast me zucht hoorbaar. ‘Mam, waarom kan je niet gewoon normaal met twee handen je telefoon vasthouden en met je duimen typen?’, vraagt hij. ‘Ben je echt zo ouderwets?’
‘Hm’, mompel ik, terwijl een kritische stem in mijn achterhoofd moeiteloos lang vervlogen woorden herhaalt. ‘Het gaat goed op school hoor, maar haar fijne motoriek …’
Tsja, ik kan het hem niet kwalijk nemen. Ik weet nog goed dat mijn jonge puberbrein regelmatig mijn ouders als ouderwets bestempelde. Wat voelde ik mezelf lekker bij de tijd als dit negatieve oordeel zich in mijn gedachten voltrok.
Ik geef ruiterlijk toe dat mijn zoon en zijn broers vele malen sneller zijn met de smartphone dan ik. Ik ben zo dankbaar als ze in de buurt zijn als ik een QR-code moet knippen en plakken op mijn smartphone. Want mijn fijne motoriek verdient nog steeds geen hoofdprijs. Ondanks alle oefening op de lagere school.
Wat had ik een hekel aan knutselen. Dat gepriegel met knippen en plakken. Het stukje papier dat aan mijn met lijm besmeurde vingers plakte in plaats van op zijn voorbestemde plek. Buikpijn kreeg ik van babysokjes breien en een kleedje haken. Mijn vriendinnen waren al klaar terwijl ik nog niet eens halverwege was.
Resoluut pak ik mijn telefoon. Met twee duimen typ ik een appje naar mijn zoon. Het lukt! Mijn smartphone ligt best stabiel in de kom van mijn beide handen. Triomfantelijk bedenk ik dat ik nooit te oud ben om te leren. Mijn garantie om altijd bij de tijd te blijven. Geen enkele grond voor het stempel ouderwets om aan mij te kleven.